Jurisprudentie: op de persoon toegesneden bsa

27 juni 2023
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs de criteria waaraan een bindend studieadvies moet voldoen aangescherpt. Het advies moet namelijk op de persoon toegesneden zijn, daarnaast moet het instellingsbestuur de student dringend adviseren over de wijze waarop hij een negatief bindend studieadvies kan voorkomen (ABRvS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1641). Dit is een koerswijziging; in het verleden oordeelde  de bestuursrechter namelijk consequent dat het aan de student te wijten was als hij niet tijdig zijn persoonlijke omstandigheden bekend had gemaakt die hadden bijgedragen aan zijn studievertraging (zie bijvoorbeeld CBHO 13 februari 2020, 2019/191 en CBHO 8 juli 2020, 2020/022). Die persoonlijke omstandigheden zijn van belang omdat het instellingsbestuur die moet afwegen bij het geven van een bindend studieadvies (artikel 7.8b van de Whw).

De betreffende zaak werd aangespannen door een student wiens bindend studieadvies reeds twee keer eerder was uitgesteld vanwege zijn persoonlijke omstandigheden. Ook in het derde studiejaar behaalde hij onvoldoende studiepunten om een bindend studieadvies te ontlopen. Ditmaal stelde de student wederom te kampen met persoonlijke omstandigheden, daarnaast had hij ADHD. Dat hij ADHD heeft kon hij aantonen met een bewijs waaruit bleek dat zijn huisarts hier medicijnen voor had uitgeschreven. De student beschikte echter niet over een officiële diagnose van een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar. Het instellingsbestuur stelde daarom zijn ADHD niet te kunnen vast stellen. Ook zijn familieomstandigheden konden niet vastgesteld worden; een verklaring van een studieadviseur, arts, psycholoog of psychiater ontbrak namelijk. De student had volgens het instellingsbestuur tevens tijdig contact moeten zoeken met een studieadviseur om zijn persoonlijke omstandigheden te bespreken.

De Afdeling komt tot een ander oordeel dan het instellingsbestuur. Het instellingsbestuur moet bij het vaststellen van een bindend studieadvies namelijk komen tot een op de student toegesneden beoordeling. Vastgesteld wordt dat het instellingsbestuur de diagnose en de persoonlijke omstandigheden van de student aannemelijk achtte, maar dat deze omstandigheden niet bij het bindend studieadvies zijn betrokken omdat de benodigde verklaringen van deskundigen hierover ontbraken. Hoewel de student zelf eerder contact op had kunnen nemen met het instellingsbestuur, is ook het instellingsbestuur te kort geschoten in de begeleiding van de student. Na de eerste hulpvraag van de student had hij er dringend op gewezen moeten worden wat nodig was om een negatief bindend studieadvies te voorkomen. Zo had met de student een studieplan gemaakt kunnen worden of had de student erop gewezen kunnen worden hoe hij had kunnen onderbouwen dat hij niet in staat was om al zijn studiepunten te behalen. Ook in een latere uitspraak wijst de Afdeling erop dat het van belang is om in duidelijke bewoordingen kenbaar te maken op welke wijze de student aan de bsa-norm kan voldoen (ABRvS 21 juni 2023, ECLI:RVS:2023:2391)

Het bindend studieadvies is dan ook naar het oordeel van de Afdeling onzorgvuldig tot stand gekomen. De Afdeling voorziet zelf in de zaak door het bindend studieadvies te vernietigen. Aangezien de student reeds middels een voorlopige voorziening zijn inschrijving aan de opleiding mocht behouden, kan hij zijn studie aan de betreffende opleiding voortzetten.

Meer lezen:

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: kort geding accountantsexamen

Volgende
Volgende

Onderwijswetgevingsupdate