Wet toezicht informeel onderwijs; een kanon op een mug?
25 november 2024
Geschreven door: mr. dr. J.S. Buiting
Het kabinet wil informeel onderwijs aan banden leggen als daarin wordt aangezet tot haat, discriminatie of geweld. Een conceptversie van de Wet toezicht informeel onderwijs is onlangs in internetconsultatie gegaan en moet de Onderwijsinspectie de bevoegdheid geven om hiertegen op te treden. Wordt hiermee met een kanon op een mug geschoten of is dit een noodzakelijke stap om antidemocratisch onderwijs tegen te gaan?
Aanleiding van het voorstel
Een wet die toezicht mogelijk maakt op het informeel onderwijs is een van de prioriteiten van het kabinet. In het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma van het kabinet is namelijk afgesproken dat de overheid sneller moet kunnen ingrijpen bij informele onderwijsinstellingen als zij antidemocratisch of anti-integratief opereren of aanzetten tegen de rechtsstaat.
De regering onderkent dat veel informeel onderwijs een waardevolle bijdrage levert aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en hun verbondenheid met de samenleving. Tegelijkertijd ziet zij ook het risico dat bepaald informeel onderwijs juist kinderen kan isoleren of vervreemden van de Nederlandse samenleving en democratische waarden. In het ergste geval zou informeel onderwijs ertoe kunnen leiden dat kinderen worden aangezet zich te keren tegen bepaalde bevolkingsgroepen of de autoriteiten.
Uit de concepttoelichting blijkt dat er in de praktijk nauwelijks voorbeelden zijn van informeel onderwijs waar het voorgestelde instrumentarium op toegepast kan worden. Er wordt enkel gewezen op wahhabi-salafistische lesinstituten die de nieuwe normen mogelijk overschrijden. Ook zijn er zorgen over 18 Chinese weekendscholen, maar die kunnen ook met het nieuwe instrumentarium niet worden aangepakt. Het wetsvoorstel lijkt dan ook vooral symbolisch van belang te zijn, dit is bijzonder omdat het nieuwe instrumentarium diep ingrijpt in onder meer de vrijheid van onderwijs, godsdienst en meningsuiting.
Inhoud van het voorstel
Reikwijdte informeel onderwijs
Beoogd wordt dat de Wet toezicht informeel onderwijs van toepassing gaat zijn op vrijwel alle situaties waarin informeel onderwijs wordt gegeven aan kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar. Het onderwijs dat op basis van de onderwijssectorwetten wordt gegeven valt hier niet onder. Daarnaast is informeel onderwijs dat plaatsvindt in een woning uitgezonderd, net als onderwijs dat ouders geven aan uitsluitend hun eigen kinderen.
Van informeel onderwijs is sprake wanneer een persoon op systematische en georganiseerde wijze kennis, vaardigheden of attitudes overbrengt op een kind van tenminste 4 jaar oud. Het bestaan van een gestructureerd onderwijsproces kan meestal worden afgeleid uit het feit dat kinderen in vaste samenstelling, op gezette tijden en op een vaste plaats samenkomen om iets te leren over een specifiek onderwerp waar de ouders of kinderen bewust voor hebben gekozen. Het geven van informeel onderwijs wordt gezien als een tweezijdig proces. Enerzijds moet de wil van de onderwijsgever gericht zijn op het overdragen van kennis en vaardigheden. Anderzijds moet de wil van de onderwijsontvanger (of diens ouders) gericht zijn op het leren. Er wordt een ruime interpretatie gehanteerd van het begrip informeel onderwijs. Alle andere vormen van onderwijs, waaronder ook sport en spel, zouden onder de nieuwe wet moeten komen te vallen
Het verbod
Het conceptwetsvoorstel verbiedt eenieder die informeel onderwijs verzorgt om daarin mondeling, schriftelijk of middels afbeeldingen aan te zetten tot haat of discriminatie van personen vanwege bepaalde persoonskenmerken. Deze persoonskenmerken zijn limitatief opgesomd en omvatten godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid, nationaliteit en burgerlijke staat. Daarnaast verbiedt het voorstel ook het aanzetten tot gewelddadig optreden vanwege een van de genoemde persoonskenmerken. Bovendien mag niet worden aangezet tot geweld tegen het openbaar gezag. Onder openbaar gezag vallen publiekrechtelijke rechtspersonen, bestuursorganen, ambtsdragers zoals burgemeesters en ministers, en personen in openbare dienst zoals ambtenaren.
Signaal gestuurd toezicht en meldingen
Het toezicht op de naleving van het verbod wordt belegd bij de Inspectie van het Onderwijs. Dit toezicht is signaal gestuurd, wat betekent dat de inspectie in actie komt na het ontvangen van meldingen of signalen van mogelijke overtredingen. Het wetsvoorstel bevat een limitatieve opsomming van de signalen die de inspectie mag gebruiken. De inspectie mag haar toezichtsbevoegdheden pas inzetten als de ontvangen meldingen of signalen duiden op een redelijk vermoeden van overtreding van het wettelijk verbod. Bij de beoordeling of sprake is van een redelijk vermoeden spelen de betrouwbaarheid en gedetailleerdheid van de signalen een belangrijke rol. De inspectie kan zich hierbij laten bijstaan door deskundigen. Alvorens over te gaan tot onderzoek, moet de inspectie haar oordeel dat sprake is van een redelijk vermoeden, eerst nog laten toetsen door een onafhankelijke adviescommissie. Dit is een extra waarborg tegen ongerechtvaardigde inmenging in het informeel onderwijs.
Sancties
Wanneer de inspectie na onderzoek vaststelt dat het verbod is overtreden, kan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aanwijzing geven aan degene die het informele onderwijs verzorgt of de instelling waar dit plaatsvindt. Het doel van deze aanwijzing is te voorkomen dat de overtreding zich herhaalt of voortduurt en daarmee te voorkomen dat kinderen nog langer worden blootgesteld aan schadelijk informeel onderwijs.
De aanwijzing kan inhouden dat bepaalde (rechts)personen voor een bepaalde periode geen of slechts beperkt informeel onderwijs aan minderjarigen mogen geven. Ook kan het gebruik van specifiek lesmateriaal worden verboden of kan worden opgedragen bepaalde docenten niet meer in te zetten. Tot slot kan de aanwijzing inhouden dat de betrokkene verplicht is om mee te werken aan (verscherpt) toezicht. De aanwijzing wordt gegeven voor een periode van maximaal een jaar. Deze termijn kan eenmalig met nog een jaar worden verlengd. Als de aanwijzing niet (volledig) wordt nageleefd, kan de minister een last onder bestuursdwang of een bestuurlijke boete opleggen.
Beschouwing
Met het concept van de Wet toezicht informeel onderwijs wordt beoogd een zwaar toezichtsregime in te voeren voor een tot nu toe zeer beperkt probleem. Hoewel het tegengaan van antidemocratisch en haatdragend onderwijs op zichzelf legitiem is, is de impact van het voorstel op de vrijheid van onderwijs, godsdienst en meningsuiting disproportioneel. De regering baseert de noodzaak van het voorstel slechts op één concrete casus. Daarmee schiet zij met een kanon op een mug en creëert zij vergaande bevoegdheden voor een probleem dat wellicht ook met bestaande, minder ingrijpende middelen effectief had kunnen worden aangepakt.