Jurisprudentie: intrekken erkenning leerbedrijf

19 augustus 2024
Geschreven door: mr. J.S. Buiting

Onlangs moest de rechter in kort geding beoordelen of de erkenning als leerbedrijf van een beveiligingsbedrijf ingetrokken mocht worden (Rechtbank Noord-Nederland 16 november 2023, ELI:NL:RMNE:2023:5609). Zonder deze erkenning kunnen studenten in het middelbaar beroepsonderwijs geen stage meer lopen bij dit bedrijf. Het is de vraag of het bedrijf voldoend begeleiding heeft geboden aan de studenten.

Juridisch kader
De Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs (SBB) heeft de wettelijke taak om leerbedrijven te erkennen (artikel 1.5.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web)). Deze erkenning is van belang omdat een student enkel stage mag lopen bij een bedrijf dat door de SBB erkend is (artikel 7.2.8, vierde lid, van de Web). Om erkend te worden als leerbedrijf moet het bedrijf aan vijf voorwaarden voldoen die zijn vastgesteld in het Reglement erkenning leerbedrijven SBB, het bedrijf moet:

  1. een goede leerplaats en werkzaamheden binnen de eigen arbeidsorganisatie bieden;

  2. sociaal veilige omstandigheden hebben;

  3. voldoende en deskundige begeleiding bieden;

  4. bereid zijn tot samenwerking met onderwijsinstellingen;

  5. akkoord gaan met vermelding in het register leerbedrijven.

Het al dan niet verlenen van een erkenning is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, dit geldt ook voor het intrekken van de erkenning. De SBB kan tot intrekking over gaan als niet langer aan de voorwaarden wordt voldaan of als sprake is van omstandigheden waarbij bijvoorbeeld de persoonlijke belangen van de studenten worden geschaad (artikel 8 van de Reglement erkenning leerbedrijven SBB).

De zaak in het kort
De SBB is overgegaan tot intrekking van de erkenning van het beveiligingsbedrijf nadat bleek dat er maar twee praktijkopleiders werkzaam waren bij het bedrijf, terwijl er ten minste 8 stagiaires voor het bedrijf werkzaam waren. De studenten zouden daarom onvoldoende begeleid worden, wat een onveilige leeromgeving tot gevolg zou hebben.

Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de SBB voldoende heeft onderbouwd dat het beveiligingsbederijf niet voldoet aan de vereisten van voldoende en deskundige praktijkbegeleiding en het bieden van een veilige leeromgeving. Bij deze afweging mag de SBB het meeste gewicht toekennen aan het belang van studenten op het kunnen lopen van een volwaardige stage. Deze stage is immers een cruciaal onderdeel van de opleiding tot beveiliger. Een succesvolle stage is dan ook in het belang van zowel de student als van de maatschappij als geheel. Het belang van het bedrijf om stagiaires in te kunnen zitten is van ondergeschikt belang. Hierbij weegt de rechtbank mee dat bedrijf een nieuwe aanvraag tot erkenning kan indienen zodra weer aan de eisen wordt voldaan.

Vorige
Vorige

Jurisprudentie: fraude en het voordeel van de twijfel III

Volgende
Volgende

Jurisprudentie: auteursrechtinbreuk door Studeersnel en Tentamentrainingen?