Jurisprudentie: promovendi vallen onder recht op onderwijs
24 april 2023
Geschreven door: mr. J.S. Buiting
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft bepaald dat het werk van promovendi onder het recht op onderwijs geschaard moet worden, zoals vastgelegd in artikel 2 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EHRM 21 maart 2023, 66763/17, 66767/17 en 15891/18). Deze zaak betrof een aantal medewerkers van Turkse universiteiten die tevens als promovendi werkzaam waren aan andere Europese universiteiten. Hun paspoorten werden ingetrokken nadat in 2016 in Turkije de noodtoestand werd uitgeroepen na een couppoging. Hierdoor konden de promovendi tot eind 2019 hun werkzaamheden aan de andere Europese universiteiten niet voortzetten.
De promovendi stelden dat zij door het intrekken van hun paspoorten zijn gehinderd bij het schrijven van hun proefschrift. Het EHRM oordeelt dat gespecialiseerde studies, zoals dat van promovendi, een cruciale rol spelen bij wetenschappelijk onderzoek en dat deze studies een integraal onderdeel uitmaken van het recht op onderwijs. In casu maakte Turkije inbreuk op het recht op toegang tot dit onderwijs. Het EHRM wijst daarbij op de belangrijke rol die samenwerking en uitwisseling tussen verschillende landen speelt bij onderwijs en onderzoek. Dit blijkt volgens het Hof onder meer uit het Verdrag inzake de erkenning van getuigschriften betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Lissabonverdrag), dat ook door Turkije is ondertekent. Staten mogen de uitoefening van het recht op onderwijs dan ook niet hinderen door burgers te weerhouden om in het buitenland hoger onderwijs te volgen.
Het intrekken van de paspoorten van de Turkse promovendi wordt dan ook door het EHRM gezien als een inbreuk op het recht op onderwijs. Dat de betreffende promovendi hun werk in Turkije hadden kunnen voortzetten maakt dit niet anders. Ook was door het intrekken van de paspoorten van de promovendi sprake van een inbreuk op het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden). Het recht op vrij verkeer tussen verschillende landen is namelijk een essentieel onderdeel van dit recht, dit geldt in het bijzonder voor academici voor wie het bijvoorbeeld essentieel is om op internationale bijeenkomsten ideeën te kunnen uitwisselen. Het EHRM oordeelt daarom dat de Turkse Staat aan de promovendi een schadevergoeding moet betalen.
Moet een student zijn aanvullende beurs terugbetalen vanwege het gestegen inkomen van zijn vader - ook als hij al jaren geen contact meer heeft met die vader?