Jurisprudentie: fraude en het voordeel van de twijfel
21 augustus 2023 Geschreven door: mr. J.S. Buiting
In een recente zaak die speelde bij de Haagse Hogeschool werden grote overeenkomsten gevonden tussen twee tentamens van twee verschillende studenten. De tentamens waren afgenomen op computers die niet met het internet waren verbonden, ook zijn er gedurende het tentamen geen onregelmatigheden geconstateerd. Toch gaven beide studenten een aantal vrijwel identieke antwoorden, inclusief het gebruik van hoofdletters, spel- en taalfouten en foute antwoorden. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) moest bepalen of in deze zaak sprake was van fraude (ABRvS 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2963).
De vraag of door de student in kwestie fraude is gepleegd, is van belang omdat in dat geval een sanctie opgelegd mag worden. De examencommissie had reeds besloten dat de overeenkomsten groter zijn dan op toeval kan berusten. Daarom was er een herstelsanctie opgelegd; het ongeldig verklaren van het tentamen. Ook was er een bestraffende sanctie opgelegd; het uitsluiten van de student van deelname aan de tentamens voor een half jaar. De student stelt niet te hebben gefraudeerd en niet te weten hoe de identieke antwoorden zijn ontstaan.
De Afdeling oordeelt dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de student heeft gefraudeerd. Er kan daarom geen sanctie opgelegd worden. Uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden vloeit immers voort dat de examencommissie moet bewijzen of in een concreet geval een overtreding is gepleegd. In geval van twijfel moet de student het voordeel van de twijfel gegund worden. Aan de student had dan ook geen sanctie opgelegd mogen worden, dit geldt zowel voor de herstel- als de bestraffende sanctie. Het tentamen van de student blijft dan ook in stand, ook mag ze niet worden uitgesloten van andere tentamens.
Wel merkt de Afdeling ten overvloede op dat de betreffende onderwijs- en examenregeling de mogelijkheid biedt om een tentamen ongeldig te verklaren in het geval de kwaliteit van het tentamen in het geding is. Een dergelijke maatregel is geen sanctie en zou in een situatie zoals deze mogelijk wel opgelegd kunnen worden om de kwaliteit van de tentaminering te garanderen.
Moet een student zijn aanvullende beurs terugbetalen vanwege het gestegen inkomen van zijn vader - ook als hij al jaren geen contact meer heeft met die vader?