Intrekking doctorsgraad bij schending wetenschappelijke integriteit

7 januari 2025
Geschreven door: mr. dr. J.S. Buiting

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde onlangs dat het college voor promoties van de Wageningen University and Research bevoegd was een doctorsgraad in te trekken, terwijl een expliciete wettelijke grondslag hiervoor ontbreekt (ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5265). De intrekking volgde op de constatering dat de onderzoeksdata van de promovendus niet overeenkwam met de originele bronnen.

De zaak in het kort
Een promovendus promoveerde in 2017 op een proefschrift over het verband tussen regenval en het aantal gevangenen in koloniaal Afrika en Azië. In 2018 kwam aan het licht dat er relevante verschillen bestonden tussen de data in het proefschrift en de data in de originele bronnen. Deze verschillen werden niet toegelicht of verantwoord in het proefschrift van de promovendus. De Commissie Wetenschappelijke Integriteit van de WUR, het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit en twee onafhankelijke deskundigen hebben de zaak onderzocht en vastgesteld dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Op basis van deze onderzoeken heeft het college voor promoties de doctorsgraad ingetrokken.

De promovendus was het hier niet mee eens. Hij stelde onder meer dat er geen bevoegdheid bestaat om een doctorsgraad in te trekken. Ook zou de intrekking in strijd zijn met het recht op eigendom.

Bevoegdheid tot intrekking
De Afdeling oordeelt dat, hoewel een expliciete wettelijke grondslag  hiervoor ontbreekt, het college voor promoties bevoegd was de doctorsgraad in te trekken. Uit vaste rechtspraak blijkt namelijk dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een begunstigend besluit te nemen, ook bevoegd is dit besluit in te trekken als dit besluit onjuist is. In dit geval is het college van promoties bevoegd om een doctorsgraad te verlenen (artikel 7.18, eerste lid, van de Whw) en mag dus in principe ook een onjuist verleende graad weer intrekken.

Tot intrekking kan enkel overgegaan worden als de aard van het besluit en de inhoud van de wettelijke regeling zich niet tegen intrekking verzetten, dat is hier het geval. Daarnaast wordt de intrekkingsbevoegdheid begrensd door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Naar het oordeel van de Afdeling is er niet in strijd met deze beginselen gehandeld. Uit de deskundigenrapporten bleek immers dat er relevante verschillen bestonden tussen de gebruikte data en de originele bronnen. Als deze gebreken bekend waren geweest voor de promotie, dan zou de doctorsgraad niet zijn verleend. Ook wist of had de promovendus moeten weten dat hij de wetenschappelijke integriteit had geschonden en dus dat de doctorsgraad op onjuiste gronden aan hem was verstrekt. Van schending van het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake.

Geen eigendomsrecht
De promovendus voert aan dat door de intrekking van de doctorsgraad zijn eigendomsrecht wordt geschonden, zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Afdeling ging hier niet in mee. Hoewel een doctorsgraad vaak een benoemingsvereiste is voor academische functies en kan leiden tot een hoger salaris, betekent dit niet dat de graad op zichzelf een economische waarde vertegenwoordigt die als eigendom kan worden aangemerkt. De Afdeling hoeft hierdoor niet te beoordelen of het eigendomsrecht van de student is geschonden.

Beschouwing
Deze uitspraak van de Afdeling is van belang nu er steeds vaker discussie is over de vraag of een graad wel op goede gronden is verleend en of die graad niet ingetrokken moet worden. Door te bevestigen dat het college van promoties, ook zonder expliciete wettelijke grondslag, een impliciete bevoegdheid heeft om doctorsgraden in te trekken, geeft de Afdeling hen een instrument om terug te komen op reeds verleende graden.

Bij de intrekking van een graad staat de belangenafweging tussen het individu en de wetenschap als instituut centraal. Door het belang van het goed functioneren van de wetenschap en het publieke vertrouwen daarin zwaarder te laten wegen dan het individuele belang van de promovendus, onderstreept de Afdeling dat wetenschappelijke integriteit niet vrijblijvend is. Wel moet worden opgemerkt dat het college van promoties het intrekken van een graad zeer zorgvuldig moet voorbereiden. In deze zaak was dat geen probleem: verschillende instanties en onafhankelijke deskundigen hadden de zaak onderzocht en waren tot dezelfde conclusie gekomen. Er kan dan ook niet over een nacht ijs worden gegaan bij het intrekken van een doctorsgraad.

Vorige
Vorige

Toelatingseisen entree-opleiding bij studenten met een handicap

Volgende
Volgende

Studiefinanciering: ongelijke behandeling hbo-student die wo-master wil volgen