Toelatingseisen entree-opleiding bij studenten met een handicap

13 januari 2025
Geschreven door: mr. dr. J.S. Buiting

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft onlangs een uitspraak gedaan over toelatingseisen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) (Raad van State 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5418). Een mbo-instelling wilde een student weigeren omdat hij niet wilde meewerken aan onder meer een IQ-test, de Afdeling oordeelt dat voor deze toelatingseis geen wettelijke basis bestaat.

De zaak in het kort
Een student wilde zich inschrijven voor een BOL-entree-opleiding voor de opleiding van (assistent)-automonteur. De onderwijsinstelling stelde drie voorwaarden aan zijn inschrijving: de student zou een psychodiagnostisch onderzoek (waaronder een IQ-test) moeten ondergaan, hij moest aantonen dat hij drie maanden achtereenvolgend minimaal drie dagen per week kan werken en hij moest beschikken over een stage- of arbeidsovereenkomst voor minimaal 24 uur per week. Deze voorwaarden waren tot stand gekomen in overleg met maatschappelijk werk en de begeleiders van de student, er waren namelijk zorgen over de ‘school- en leerbaarheid’ van de student. De student maakte bezwaar tegen deze voorwaarden. Hij wilde graag automonteur worden en vond dat hij, net als ieder ander, een eerlijke kans moest krijgen.

Het wettelijk kader
Uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) vloeit voort dat een student die zich wil inschrijven voor een entree-opleiding – terwijl hij niet in de twee jaar daar voorafgaand ingeschreven heeft gestaan voor een dergelijke opleiding – niet geweigerd mag worden door het bevoegd gezag (artikel 8.1.1b, tweede lid, van de Web). Deze student had niet eerder ingeschreven gestaan en zou dus ingeschreven moeten worden. Wel moet het bevoegd gezag bij studenten met een ondersteuningsbehoefte vanwege een handicap eerst onderzoeken welke ondersteuning nodig is, alvorens de student in te schrijven (artikel 8.1.3a van de Web). De inschrijving vindt dan plaats nadat hierover schriftelijke afspraken zijn gemaakt.

Oordeel van de Afdeling
De Afdeling stelt vast dat niet in geschil is dat de student in principe niet geweigerd mag worden voor de opleiding. Het bevoegd gezag had de student dan ook moeten toelaten. Daarnaast hebben de voorwaarden die de instelling stelde omtrent de werkervaring en de werkplek geen betrekking op de ondersteuning van de student, deze eisen mochten dan ook niet gesteld worden bij de inschrijving van de student voor de opleiding.

Wel oordeelt de Afdeling dat het begrip 'handicap' in de Web ruim moet worden uitgelegd. Hieronder vallen alle langdurige lichamelijke, verstandelijke en psychische beperkingen. Het bevoegd gezag mocht uit de beschikbare informatie afleiden dat bij deze student sprake was van een handicap en dat er dus een ondersteuningsbehoefte was. Dit mag echter niet resulteren in extra toelatingseisen.

Over het psychodiagnostisch onderzoek oordeelt de Afdeling dat dit wel kan helpen bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte van de student, maar dat dit ook niet als voorwaarde voor inschrijving mag worden gesteld. De instelling moet gemotiveerd aangeven waarom zo'n onderzoek nodig is om afspraken te maken over ondersteuning, en waarom dit niet kan op basis van beschikbare gegevens of een beperkter onderzoek. Het bevoegd gezag moet dus onderzoek doen naar de ondersteuningsbehoeften van de student en op basis daarvan afspraken maken, maar kan hierover geen toelatingseisen stellen en de student op basis daarvan weigeren.

Beschouwing
Deze uitspraak illustreert de balans die een mbo-instelling moet vinden tussen toegankelijkheid van het onderwijs en kansen die de student heeft om de opleiding te voltooien. De instelling wilde begrijpelijkerwijs de student in kwestie behoeden voor het mogelijk niet kunnen afronden van de opleiding gezien zijn beperkingen, maar was aan de andere kant ook verplicht om de student in te schrijven. Deze uitspraak van de Afdeling betekent voor instellingen dat zorgen over de haalbaarheid van een opleiding voor een specifieke student moeten worden vertaald naar concrete ondersteuningsafspraken en niet naar aanvullende toelatingseisen.

Volgende
Volgende

Intrekking doctorsgraad bij schending wetenschappelijke integriteit