Studiefinanciering en de ouderlijke bijdrage: studenten in de knel
16 januari 2025
Geschreven door: mr. dr. J.S. Buiting
De minister en de Centrale Raad van Beroep (CRvB) interpreteren de regels om in aanmerking te komen voor studiefinanciering in het geval van weigerachtige of onvindbare ouders zo strikt, dat studenten in schrijnende situaties financieel afhankelijk blijven van ouders waarmee zij geen contact meer hebben. Dit blijkt uit een recent gepubliceerd artikel in Ars Aequi van Job Buiting.
Het probleem
Bij het berekenen van de aanvullende beurs wordt uitgegaan van het inkomen van de ouders - zelfs als de student volwassen is. De wetgever heeft weliswaar een uitzondering gemaakt voor situaties waarin de relatie tussen ouder en student ernstig is verstoord of de ouder onvindbaar is, maar deze uitzondering wordt in de praktijk zo strikt geïnterpreteerd dat deze nauwelijks toepasbaar is.
Loskoppeling: te hoge lat
Om 'losgekoppeld' te worden van een ouder moet een student aan zeer strenge eisen voldoen. Er moet niet alleen sprake zijn van een verstoorde relatie, maar er moeten ook bijkomende omstandigheden spelen zoals (dreiging van) mishandeling of ernstige conflicten over levensovertuiging. Deze omstandigheden moeten bovendien actueel zijn - als bijvoorbeeld de mishandeling in het verleden plaatsvond maar nu niet meer speelt, komt de student niet in aanmerking voor loskoppeling.
Zelfs als aan deze voorwaarden is voldaan, moet de student eerst nog proberen via de rechter alimentatie af te dwingen bij de betreffende ouder. Dit leidt tot de wrange situatie dat studenten gedwongen worden te procederen tegen ouders waarmee zij, vaak om zeer begrijpelijke redenen, geen contact meer mee willen hebben.
Te strenge interpretatie
Deze strikte uitleg is niet in lijn met de bedoeling van de wetgever. De wet stelt alleen als eis dat er sprake moet zijn van een "langdurig ernstig verstoorde verhouding" of onvindbaarheid van de ouder. De wetgever heeft deze uitzondering juist bedoeld als een globale regeling voor situaties die niet vooraf te voorzien waren.
Voorstel voor verbetering
De uitzondering zou aangepast moeten worden zodat loskoppeling mogelijk is als;
vastgesteld is dat de ouder niet bijdraagt aan de studie,
de student kan aantonen geen alimentatie te ontvangen, en
er sprake is van een ernstig verstoorde verhouding die waarschijnlijk niet snel hersteld zal worden.
Daarbij zou niet relevant moeten zijn welke omstandigheden tot de verstoorde verhouding hebben geleid. Het gaat erom of de relatie op het moment van de aanvraag zodanig verstoord is dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de ouder niet zal bijdragen aan de studie.
Conclusie
De huidige praktijk rond studiefinanciering bij weigerachtige of onvindbare ouders is onnodig streng en kan studenten in een zeer lastige positie brengen. Een meer realistische benadering, die beter aansluit bij de bedoeling van de wetgever, is nodig om te voorkomen dat studenten de dupe worden van problematische familiesituaties.
Verder lezen?
Het hele artikel is raadpleegbaar via Ars Aequi: J.S. Buiting, ‘Studiefinanciering en de ouderlijke bijdrage: student in de knel tussen weigerachtige ouder en strikte overheid’, Ars Aequi 2025, nr. 1, p. 9-16.